- af
- af1{{/term}}〈het〉♦voorbeelden:¶ teruggaan naar af • go back to square one————————af2{{/term}}I 〈bijwoord〉1 [met betrekking tot een verwijdering] off, away2 [+ van] [met betrekking tot het uitgangspunt] from3 [met betrekking tot een verwijderd/gescheiden zijn] away, off4 [naar beneden] down5 [met betrekking tot een nadering] to ⇒ 〈+ op〉 towards, up to♦voorbeelden:1 af en aan • back and forth, to and fromensen liepen af en aan • people came and wentaf en toe • (every) now and thenklaar? af! • get set! go!2 van die dag af • from that day (on/onward(s))van kind af/van jongs af (aan) • (ever) since I was 〈enz.〉a childvan de grond af • from ground level3 hij is minister af • he has resigned as ministerde nieuwigheid is er een beetje af • the novelty has worn off a bit〈figuurlijk〉 dat kan er niet af • that's beyond my 〈enz.〉means, I 〈enz.〉can't afford thatde verf is er af • the paint has come offver af • a long way offhij woont een eindje van de weg af • he lives a little way away from the roadvan iemand af zijn • be rid of someoneu bent nog niet van me af • you haven't seen the last/back of me4 de rivier af • down riverde trap af • down the stairsaf! • (get) down!; 〈tegen hond ook〉 down boy/girl!5 ze komen op ons af • they are coming towards us¶ 〈dramaturgie〉 Hamlet af • exit Hamletgoed/beter/slecht af zijn • have come off well/better/badlydaar wil ik (van) af zijn • I wouldn't like to sayop de minuut af • to the (very) minute; 〈stipt〉 on the dot, sharpop 't onbeleefde af • to the point of rudenessik weet er niets van af • I don't know anything about itvan voren af aan beginnen • start from scratch; 〈opnieuw〉 start all over againII 〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [afgemat] worn out; 〈informeel〉 (dead) beat2 [afgewerkt] finished ⇒ done, completed, 〈verzorgd〉 polished, 〈verzorgd〉 well-finished3 [uit] 〈toestel〉 off4 [spel] out♦voorbeelden:2 het werk is af • the work is done/finishedde voorstelling was af • the performance was perfect4 je bent af • you're out
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.